100 jaar insuline

10 september 2021
Lange tijd was diabetes type 1 een doodvonnis. Dat veranderde met de ontdekking van insuline, een levensbelangrijk hormoon dat 100 jaar geleden voor het eerst als geneesmiddel werd toegediend. Professor Chantal Mathieu gidst ons door de insulinegeschiedenis.

Wie insuline zegt, zegt diabetes. Onder die noemer vallen verschillende aandoeningen, waarvan diabetes type 1, type 2 en zwangerschapsdiabetes de bekendste zijn. Bij alle types speelt de werking van insuline een belangrijke rol. 

Professor Chantal Mathieu, endocrinoloog en diabetesspecialist in UZ Leuven: “Insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier of pancreas, meer specifiek in de eilandjes van Langerhans. Het is een hormoon dat ervoor zorgt dat de suiker die we opnemen via onze voeding in de juiste organen terechtkomt, zoals in de lever, de spieren en het vetweefsel. Zonder insuline raakt die suiker niet verder dan ons bloed, waardoor onze bloedsuikerspiegel stijgt en ons lichaam verzwakt.”
 

Dikke glazen spuiten maakten plaats voor insulinepompjes
prof. dr. Chantal Mathieu

Bij diabetes type 1 vernietigt het eigen afweersysteem de cel die insuline aanmaakt, waardoor het lichaam geen insuline meer krijgt. “Voor 1920 was de ziekte een doodvonnis. Het typische ziektebeeld was een kind dat alsmaar vermagerde en na twee of drie jaar stierf. Het enige wat men in die tijd over diabetes wist, was dat een proefdier met een verschrompelde pancreas dezelfde symptomen vertoonde als de kinderen met diabetes. De veronderstelling dat er iets in de pancreas zit wat diabetes tegengaat, heeft zo de ontdekking van insuline in gang gezet.”

Wereldnieuws

In 1920 besloot de Canadese arts Frederick Banting, samen met zijn assistent Charles Best, te onderzoeken of hij een extract van de pancreas van koeien of varkens kon maken om daarmee diabetes te bestrijden. Na geslaagde experimenten op zieke proefdieren, zoals honden, wilde Banting ook zieke kinderen redden. 

“Gelukkig was Banting verstandig genoeg om de extracten van die dieren niet zomaar bij kinderen in te spuiten, want zelfs honden kregen er abcessen van. Hij klopte aan bij professor-apotheker James Collip om het extract, de insuline, zuiverder te maken.”

“Uiteindelijk werd op 11 januari 1922 voor het eerst insuline ingespoten bij de 14-jarige Leonard Thompson, bij wie de bloedsuiker wonderwel naar beneden ging na de inspuiting. Na een half jaar was die jongen meer dan 10 kilo bijgekomen: hij herleefde. Dat was wereldnieuws.”

22 soorten insuline

Diabetespatiënten moesten aanvankelijk om de 4 à 6 uur insuline inspuiten, wat onaangenaam was. Bovendien heeft niet elke patiënt op elk moment van de dag evenveel insuline nodig. Daarom zijn er gaandeweg verschillende types insuline ontwikkeld. 

“Er is trager werkende insuline, die ervoor zorgt dat er continu een beetje insuline in je lichaam zit, en sneller werkende insuline, die de inname van suiker bij de maaltijd kan compenseren. Sommige types insuline combineren die twee eigenschappen.”

Daarnaast ging ook de zoektocht naar zuiverdere insuline door. “Tot in de jaren tachtig werd de hele wereld nog behandeld met insuline die gehaald werd uit de pancreas van koeien en varkens, waarin soms toch onzuiverheden zaten. Sindsdien gebruikt men genetische manipulatie om insuline te produceren: het gen van insuline wordt ingeplant in bacteriën en gisten, die voortdurend zuivere insuline produceren.”

“Intussen zijn er dankzij onderzoek zo’n 22 verschillende soorten insuline ontdekt, waarvan een groot aantal in het diabetescentrum in UZ Leuven werd getest.” 
 

Wist je dat ...

  • ... de ontdekker van insuline de Nobelprijs voor Geneeskunde kreeg in 1923?
  • ... Tijdens de Tweede Wereldoorlog insuline een van de weinige producten was die geïmporteerd mochten worden uit het buitenland?
  • ... over de ontdekking van insuline een film ('Glory Enough For All') gemaakt is?
  • Pompen, pennen en meters

    Niet alleen insuline zelf evolueerde, er bewoog ook heel wat op vlak van de toediening. Dikke glazen spuiten maakten plaats voor kleine plastic spuitjes met kleinere naalden. En sinds enkele decennia zijn er de veel gebruiksvriendelijkere insulinepennen en -pompjes. 

    “Het werd stilaan ook makkelijker om je eigen bloedsuiker te meten, met steeds kleinere glucosemetertjes. Zo ontdekte men dat een goede controle van de bloedsuikerspiegel verwikkelingen op lange termijn kan voorkomen. Want hoewel insuline op korte termijn een levensreddend middel was, kregen diabetespatiënten jaren later wel allerlei problemen met hun ogen, nieren of zenuwen. Een betere bloedsuikercontrole kan die langetermijnproblemen voorkomen.”

    “Intussen zijn er sensoren die onder de huid geplaatst worden en continu je bloedsuikergehalte meten. Een recent snufje is dat die sensoren kunnen samenwerken met je insulinepomp: samen houden ze je bloedsuikerspiegel op peil, als een artificiële pancreas.”

    Old lady

    En waar dromen diabetesspecialisten nog van voor de toekomst? Professor Mathieu: “Het uiteindelijke doel is om diabetes type 1 beter te kunnen voorspellen en te kunnen tegenhouden of genezen. UZ Leuven doet daar ook uitgebreid onderzoek naar met het internationale samenwerkingsverband Innodia. Wat er nog in de pijplijn zit: glucosegevoelige insuline die werkt naargelang je bloedsuikerspiegel stijgt of daalt, insuline die je maar een keer per week moet inspuiten en insuline die je via de mond kan toedienen of kan inademen.” 

    “De eerste 100 jaar van insuline zorgden voor indrukwekkende evoluties. Maar dat is zeker niet het einde van de beloftevolle ontwikkelingen. In diabetesmiddens zeggen we: It’s an old lady with a bright future.”  

    (Tekst: Marthe Van Loy)
     

    Gerelateerd

    Laatste aanpassing: 16 maart 2023