Column Rudi Vranckx - "Hij vreest dat hij de baby moet verkopen"

12 mei 2023

Een wereldconflict in Oekraïne, een eeuwige oorlog in Israël en Palestijns gebied, een opstand in Iran: de wereld staat in brand. En ik wil overal naartoe. Als een hamster die doldraait in een rad. Maar wat gisteren groot nieuws was, is vandaag al vergeten. Zo vluchten uit Afghanistan nog elke dag jongeren weg, op een levensgevaarlijke tocht naar het Westen. Sinds de Taliban de macht overnam in Afghanistan wordt het land gewurgd door de eigen extremisten, maar ook door de buitenwereld. Zet er een hek rond en gooi er af en toe een bom op, vertelde een wereldleider. 

Maar een probleem ontkennen, heeft nog nooit geholpen. Dus trek ik naar Herat, een Afghaanse stad vol geschiedenis aan de grens met Iran, op een oude handelsroute. Vandaag is het vooral een doorgangspoort voor de vluchtelingen naar een beter leven. Maar Herat heeft ook nog een andere reputatie. Een ietwat macabere: hier kun je terecht om een nier te kopen en te laten overplanten. Voor een zacht prijsje. Een paar duizend euro en je hebt een nieuwe nier. De adresjes zijn gekend. 

We rijden naar Shayshanbe-bazaar. Het is een heuse zoektocht naar een groep lemen huizen die verschroeien onder de hitte, midden in een dorre vlakte. Gevonden! De straatventers van Herat kennen de reputatie van Shanshanbay, het dorp van de nierverkopers, en wijzen me de weg. De bewoners hier zijn al jaren geleden gevlucht voor de oorlog en de droogte. Hier woedt de strijd om te overleven.

Van nazorg is geen sprake

Een jonge man met witte tulband en met een zachtmoedig gezicht wil me zijn huis tonen. Het is de mollah, de leraar-priester van het dorp. Het huis bestaat uit lemen muren, een tapijt, een paar kussens en karton om de ramen af te sluiten. Geen water, geen elektriciteit. Bittere armoede.

“Ik krijg van de dorpelingen 5 euro per maand”, vertelt de man. Hij toont twee koorden waartussen een doek gespannen is: het is de wieg van zijn vier maanden oude baby. “De kleuters gaan om brood bedelen en eten dat met wat heet water”, vertelt hij. Maar er is zo weinig te eten dat hij zal moeten kiezen tussen zijn kinderen. Hij vreest dat hij de baby zal moeten verkopen om de andere kinderen te kunnen voeden. Er is nog een laatste andere mogelijkheid: morgen zal hij zijn nier gaan aanbieden in het ziekenhuis in de stad. 

De mollah is niet de eerste. In het huis van de dorpsoudste wachten een vijftal mannen me op. Een van de mannen trekt zijn kleed omhoog en toont een lange snede over zijn linkerzij. Zijn nier is weggehaald, voor 2.000 euro. “Wat als je problemen krijgt met je tweede nier?”, vraag ik hem. “Dan is het gewoon wachten op het einde”, zegt hij gelaten. Zijn buurman zucht dat hij altijd moe is en niet meer op het veld kan werken.

Wie zijn nier laat wegsnijden, wordt na twee tot drie dagen van het hospitaal naar huis gevoerd, met de centen op zak. Van nazorg is geen sprake. Deze mensen zouden speciaal op hun eten of hun levenswijze moeten letten, zegt de mollah, maar dat zit er helaas niet in. In dit dorp hebben ongeveer veertig mensen hun nier al verkocht. Vijftien staan er op de wachtlijst. De mollah wordt nummer zestien.

Een nier verkopen is business in Herat. Het ziekenhuis en de dokters die de operaties uitvoeren zijn gekend, maar houden hun deuren gesloten voor pottenkijkers. “Wij doen gewoon wat de klant vraagt”, zo klinkt het. Mensen komen uit heel Afghanistan naar hier. Sommigen beweren dat er zelfs patiënten uit Iran en Pakistan komen om een nier te kopen.

Vroeger gebeurden die vreselijke praktijken ook al, maar door de miserie in Afghanistan zijn er steeds meer kandidaat-verkopers. En de prijzen zijn gehalveerd. “We moeten aanvaarden wat ze ons willen geven”, zegt een man die zijn nier wil weggeven. De kinderen bedelen in de stad. De mannen halen afval op in Herat. En verkopen hun nier. En nog volstaat het niet om te overleven. 

We drinken nog een uurtje thee. Dan krijgen we de boodschap dat we weg moeten. Snel. Hier is duidelijk een maffia aan het werk. Drugs, kindersmokkel, orgaanhandel: alles is te koop. Te veel aandacht is niet goed voor de zaken. Volgende keer als ik een Afghaanse vluchteling tegenkom in Leuven, zal ik discreet vragen waar hij vandaan komt. En heel misschien … of hij ook een litteken heeft?

Rudi Vranckx

Rudi Vranckx woont in Leuven, maar zit veel vaker als VRT-journalist in oorlogsgebieden.

Hij zoekt altijd naar het verhaal achter de feiten.

Gerelateerd

Laatste aanpassing: 12 mei 2023