Krikke (52)

1 mei 2021

De Krikke heet eigenlijk Christian en heeft een groot deel van zijn leven in de horeca gewerkt. Daar heeft een beschonken klant hem ooit Krikke genoemd en zo is het gebleven. Hij heeft nog als kelner in De Rozenkrans gewerkt, de taverne van de abdij van Vlierbeek waar ik zo graag kwam toen de cafés nog open waren.

Krikke verblijft tijdens de week in campus Pellenberg, maar mag in het weekend naar huis.

Krikke: “Ik heb altijd graag in de horeca gewerkt, in het Leuvense ken ik zowat alle cafés en restaurants. Ik werkte zelfs hier vlakbij in Pellenberg, in het cafeetje ’t Smiske. Tappen en opdienen, dat deed ik graag. Ook hotelgasten inchecken, met computerwerk, was geen probleem. Iedereen kende mij omdat ik graag een klapke deed met de klanten. Maar toen kwam die vervloekte eerste lockdown en zat ik thuis te niksen. Ik was de vijftig voorbij en dacht: van dat virus gaan we niet snel verlost zijn. Dus heb ik gesolliciteerd bij De Lijn als buschauffeur, een kinderdroom. Het merendeel van mijn vrienden verklaarde me voor gek, maar uiteindelijk is het verschil niet zo groot: een buschauffeur bedient ook de mensen door ze op hun bestemming af te zetten en op sommige stadslijnen heb je ook veel sociaal contact. ‘Hey Mariake, hoe is het met de Jef, die was toch ziek?’” 

Hoe ben je hier in het ziekenhuis beland?
Krikke: “In mijn vrije tijd ging ik graag wandelen, door het Meerdaalwoud, door de Kesselse bergen, telkens met dezelfde kameraden, tien tot vijftien kilometer. Die dag had het een beetje gesneeuwd. In een holle weg verloor ik mijn evenwicht en viel ik met mijn voorhoofd op een steen. Daardoor sloeg mijn hoofd 180 graden naar achter. Ik voelde meteen dat ik mijn armen en benen niet meer kon bewegen, er overviel mij een grote paniek. De ambulance geraakte ternauwernood door de slijkerige holle weg en nog moeilijker weer terug."

De tijd van carpe diem is voorbij

"Op de spoedgevallendienst hoorde ik na scans en urenlang wachten dat ik een gebroken neus had, een schedelbreuk en, helaas, een letsel aan het ruggenmerg. Ze zouden me dezelfde dag opereren. Ik werd doodsbang: op een zondag ’s nachts opereren, dan moest ik wel in levensgevaar verkeren. Met dit type letsel speelt de tijd in ons voordeel, hoorde ik de chirurg zeggen. Paniek, paniek. Het was een delicate maar levensreddende ingreep. En nu revalideer ik in het revalidatiecentrum van Pellenberg.”

Zijn park, zijn vijver, zijn kasteel, zijn herten …
Krikke: “Mooi allemaal, maar elke weekdag is het hier wel werkendag. Een revalidatie betekent weinig of geen tijd om te genieten van de omgeving. Ik zou oorspronkelijk twee maanden blijven, maar het kan langer worden omdat ik sinds kort last heb van een rechterarm die niet meer mee wil. Dat noemen ze een late uitval. Intense kine zou moeten helpen, misschien opnieuw een operatie. Ik vond het een voorrecht dat ik in Pellenberg mocht revalideren, ik mopper dus niet. En ik ben niet alleen: er revalideert hier een jongeman van 24. Binnenkort mag hij vertrekken na 18 maanden revalidatie in dit ziekenhuis. 18 maanden! Toch bleef hij positief.”

Als er toch vrije tijd is, wat doe je dan?
Krikke: “Ik lees graag. Ik kan probleemloos op mijn eentje een week met vakantie gaan om te lezen. In de horeca was er altijd tijd te weinig voor een boek. In het weekend is het hier een dooie boel, dus nu doe ik een inhaalmaneuver op leesvlak. Ik luister ook vaak naar de verhalen van de andere revalidanten, velen willen hun problemen kwijt. Luisteren maakt hier deel uit van de revalidatie.”

Je woont alleen?
Krikke: “Ik heb als kind altijd volgehouden dat ik nooit zou trouwen. Ik ben ook nooit aan een relatie begonnen. Mijn vader heeft ons gezin verlaten toen ik acht was. Op een dag was hij wég, plots, zonder te verwittigen of zonder enige verklaring. Hij liet zijn vrouw en vier jonge kinderen achter. Je kijkt als kind op naar een vaderfiguur, en dan wordt hij ineens een lafaard. Dat heeft mij in mijn overtuiging gesterkt om nooit te trouwen en nooit kinderen te krijgen. Nee, ik heb daarover nooit met iemand gesproken, laat staan met een psycholoog. Maar diep in mijn hart ben ik ervan overtuigd dat mijn vader een rol speelde in mijn keuze om alleen te blijven.”

Ik zie op mijn scherm toch soms een vrouw voorbij snellen.
Krikke: “Dat is mijn nichtje, ze komt een Ikea-kast monteren. Ik ben niet alleen, er zijn buren die helpen en nog vooral: ik heb drie zussen. Zij hebben de taken verdeeld. Eén zus zorgt voor mijn administratie, de verzekering of mutualiteit. De tweede is mijn bezoekzus, ze doet de was en de plas. En de derde verzorgt mijn public relations. Ze mailt geregeld een medisch bulletin naar familie en vrienden.”

Meneer heeft personeel!
Krikke: “Ja, dat is een luxe. Ik ken mensen die niemand hebben. Hopelijk mag ik gauw definitief naar huis. Al stel ik me tegenwoordig wel vragen bij het alleenzijn. Als je in een café werkt, ben je bezig met tappen en opdienen, maar je bent ook psycholoog, socioloog, pastoor en huisarts voor heel wat klanten. Thuis wachtte me een leeg huis, met mijn eigen problemen kon ik nergens terecht. Dat vond ik vroeger niet erg, maar hier in Pellenberg ben ik anders gaan denken. Ik word ouder en ben bang voor de eenzaamheid. Ik zie me niet meer alleen door het leven gaan. De tijd van carpe diem is voorbij, in mijn hart begin ik te twijfelen.”

(Tekst: Jan Van Rompaey)

Ons ziekenhuis is een dorp in de stad. Jan Van Rompaey praatte in coronatijden en lockdownmaanden met patiënten die hard werken aan hun herstel in het revalidatiecentrum van campus Pellenberg.

Graag meer lezen?

Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.

Bekijk alle verhalen
Laatste aanpassing: 16 maart 2023