Catharina: “Ik ben hier sinds het begin van het jaar. Ik heb een dwarslaesie, ben grotendeels verlamd en heb een doorligwonde. Ik heb, vermoedelijk door hoge werkdruk, een auto-immuunreactie opgelopen die mijn zenuwstelsel heeft aangetast. Daardoor ben ik bijna helemaal blind geworden en vervolgens bijna helemaal verlamd. Ik kan alleen nog beide armen en mijn hoofd bewegen.”
Wat ging er door je hoofd toen het doordrong dat je verlamd was?
Catharina: “Dat was afschuwelijk. Ik werd depressief. Tot ik besloot: ik ben er niets mee als ik negatief blijf denken, ik ga terugvechten. Gelukkig stond ik er niet alleen voor, vrienden en familie hebben me ongelofelijk geholpen, en dat doen ze nu nog. Gewoon het feit dat ze er waren, was enorm belangrijk. Je hoort hier soms zeggen dat vrienden in deze omstandigheden wegblijven, maar dat is bij mij toch niet het geval.”
Het moet moeilijk om mee te leven zijn.
Catharina: “Ja, maar ik leef hier in een beschermde omgeving, in een soort van cocon waarin goed voor mij gezorgd wordt. En waar ze alles hebben om me het leven makkelijker te maken. Ze hebben mij gezegd dat ik verlamd zal blijven, maar ik blijf toch hopen. In het begin kon ik ook niet meer spreken en toch heb ik dat opnieuw geleerd. Ik moest met mijn ogen één keer knipperen als ik ‘ja’ wilde zeggen, twee keer knipperen als ik ‘nee’ bedoelde en mijn tong uitsteken voor ‘Ik weet het niet’. Zo erg was het. En nu praat ik toch maar met jou. Ik heb intens logopedie gevolgd en veel geoefend. Ik heb dus goede hoop dat ik ooit weer zal kunnen bewegen, maar ik weet dat het nog lang zal duren.”
Heb je een relatie?
Catharina: “Ja, die relatie is door mijn ziekte nog hechter geworden. We beseffen dat we elkaar niet kunnen missen. Ik was wel bang dat het voor hem te moeilijk zou worden, maar ik weet nu dat hij me doodgraag ziet. Dat heeft veel van mijn onrust weggenomen. Het is een ongelofelijke opoffering van zijn kant en dat geeft mij de moed om te vechten voor mijn revalidatie. Ik denk ook vaak: iedereen zorgt zo intens voor mij, artsen, verpleegkundigen, het hele personeel. Ik mag ze niet teleurstellen door nu de moed op te geven.”
Ik ben klaar om dat andere leven te leiden
Zijn de dagen hier niet erg lang?
Catharina: “Dat wel. En de coronamaatregelen doen ze nog langer lijken. Maar thuis zou ik doodsbang zijn voor een besmetting met het virus. Hier voel ik mij beschermd, omdat ik zie hoe professioneel ze het aanpakken. Natuurlijk zijn er moeilijke momenten. Ik ben al een slechte slaper en omdat ze ’s nachts vaak mijn kamer binnenkomen voor verzorging, slaap ik nog slechter. Privacy mis ik hier ook, dat kan niet anders.”
Wat vind je ondanks alles een leuk moment?
Catharina: “Als ze me ’s avonds zoals een kind komen instoppen, dat is altijd een teder en aandoenlijk moment. En er is ook een poetsvrouw waar ik graag mee babbel terwijl ze de kamer schoonmaakt. Op haar manier troost ze mij en dat doet echt goed. Er zijn ook lichtpuntjes waarbij ik vooruitgang zie, al is het maar dat ik weer een vijs kan indraaien of zelf mijn haar kammen.”
Heb je hier wat ontspanning?
Catharina: “Ik ben aan één oog blind. Met het andere zie ik nog een beetje, maar dan in zwartwit, waardoor ik geen televisie kan kijken of lezen. Ik luister naar voorgelezen audioboeken, zoals het boek van Michèle Obama, en veel thrillers.”
Enig idee wanneer je hier weg mag?
Catharina: “Daar wil ik nog niet te veel aan denken: met corona is alles anders, veel wordt op de lange baan geschoven. Bovendien moet de doorligwonde eerst genezen en dat is iets van lange duur. De wonde bemoeilijkt de kinesitherapie en de ergotherapie, daardoor loop ik achterstand op. Maar ik heb voor later een complex van assistentiewoningen op het oog, waar ik met enkele lotgenoten individueel en begeleid kan wonen en waar de bewoners elkaar helpen. Vooral dat laatste zal maken dat ik me daar goed zal voelen. Ik help graag.”
En de verre toekomst?
Catharina: “Ik leef nu van dag tot dag, maar natuurlijk hoop ik om ooit samen te kunnen wonen met mijn vriend. Maar ik maak geen verre plannen omdat die misschien niet uitkomen, ik wil me die ontgoocheling besparen. Ik hoop dat ik ooit weer normaal zal kunnen stappen en in een gewoon huis wonen. Ik wil dan weer dingen kunnen organiseren en met vrienden op stap. Aan kinderen denk ik niet, maar dat heb ik eigenlijk nooit gedaan. Voor mij hoeft het niet, het is niet erg als ik er geen zal hebben.”
Wat deed je als beroep voor dit je overkwam?
Cahtrien: “Ik was syndicus en beheerde met collega’s een honderdtal gebouwen. Ik was zelden thuis, sliep nauwelijks vijf uur per nacht. Waterlekken, brandjes, verzekeringen, conflicten tussen buren. Ik deed het graag, maar het betekende dat ik zelfs tijdens mijn weinige vakantiedagen voortdurend telefoons kreeg. Ik leefde aan een hels tempo en volgens mij ligt daar de oorzaak van mijn aandoening.”
Waar kijk je nu naar uit?
Catharina: “Dat ik na de coronacrisis weer bezoek mag krijgen en mijn vriend en familie kan knuffelen. Ik denk soms: nog goed dat ik in het ziekenhuis lig. Er zijn mensen die met de lockdown alleen thuis moeten blijven en niemand zien. Ik zie hier de hele dag door artsen en verpleegkundigen. Ik voel me niet alleen.”
Vraag jij je soms af waarom jou dit moest overkomen?
Catharina: “Nee, daar pieker ik niet over. Het lot beslist. Ik wil later kunnen denken: kijk vanwaar ik kom, ik ben blind en verlamd geweest en hier ben ik. Aan doemdenken doe ik niet mee. Ik zal trots op mezelf zijn. Mijn familie zal mij graag zien, ik zal vrienden hebben en mijn partner zal alles voor mij zijn. Dit hier is maar tijdelijk. Ik ben een vechter, ik sla me er wel door. Het wordt een heel ander leven en ik ben klaar om dat andere leven te leiden.”
(Tekst: Jan Van Rompaey)
Graag meer lezen?
Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.