50 jaar CCU in 5 doorbraken

6 januari 2020

In de jaren zeventig was de kans op overlijden door een plots hartinfarct na opname in het ziekenhuis
30 procent. Vandaag is dat 3 tot 4 procent. Die straffe daling is te danken aan een aantal grote
doorbraken. Een terugblik op 50 jaar coronary care unit (CCU) in UZ Leuven en op de evolutie naar
een moderne cardiale intensievezorgafdeling (CIZ).

Een verpleegkundige aan de slag met hartmonitoringapparatuur

In de moderne cardiale intensievezorgafdeling komt de expertise van UZ Leuven in stollingsonderzoek uitstekend van pas. Al sinds de jaren tachtig speelt ons ziekenhuis een grote rol in het ontwikkelen van medicatie om klonters in de ader op te lossen.

Monitoring 

Vóór 1970 bestond er nog geen cardiale intensieve afdeling in UZ Leuven. Prof. dr. Stefan Janssens, diensthoofd cardiologie: “Als een ambulance een patiënt binnenbracht die op straat in elkaar was gezakt, was het de portier die aangaf of de patiënt naar spoedgevallen of rechtstreeks naar het operatiekwartier ging. De cardiologen en chirurgen, die zulke patiënten vaak te laat te zien kregen, namen het initiatief om een aparte opvang te voorzien voor patiënten met acute hartritmestoornissen. Twee aparte kamers op een verpleegafdeling in campus Sint-Rafaël werden in 1970 onze eerste CCU.”

De belangrijkste uitdaging was duidelijk: hoe kun je hartritmestoornissen detecteren en opvolgen? “Monitoringapparatuur bestond nog niet. Tot een hoofdverpleegkundige met een technische achtergrond zelf een eenvoudige opstelling voor hartmonitoring in elkaar knutselde. Dat was het begin van hartritmebewaking op onze CCU.” Van twee bedden groeide die uit tot een volwaardige afdeling, waar de focus lag op deskundige metingen, hartritmemonitoring en snelle defibrillatie. In 1982 verhuisde de CCU naar campus Gasthuisberg.

Klonteroplossende medicatie

In de jaren tachtig werd dankzij baanbrekend onderzoekswerk van prof. dr. Désiré Collen aan onze universiteit ontdekt hoe een hartinfarct beter behandeld kon worden. Eerder ging men ervan uit dat
klontervorming in de kransslagader een gevolg was van het hartinfarct. Het bewijs dat klonters de oorzaak waren, was revolutionair: voortaan zouden patiënten met hartinfarcten ook genezen kunnen worden.

Professor Janssens: “Patiënten konden bij een acuut hartinfarct wel overleven dankzij de efficiënte aanpak van ritmestoornissen, maar ze verloren door het infarct veel hartspierweefsel, met grote gevolgen op de pompwerking van hun hart. Met de nieuwe inzichten over de oorzakelijke rol van klontervorming kon naar een oplossing gezocht worden om een infarct beter te behandelen en de schade te beperken.”

De dienst cardiologie van UZ Leuven, onder leiding van prof. dr. Frans Van de Werf, speelde een pioniersrol in het uittesten van de klonteroplossende medicatie die door professor Collen was ontdekt. De kans op overleving na een hartinfarct steeg spectaculair. De grote expertise en traditie in onderzoek rond bloedstolling zette de Leuvense dienst hart- en vaatziekten tot op vandaag internationaal op de kaart.

Technologische doorbraak

In de jaren negentig maakte een alternatief voor klonteroplossende medicatie ook in UZ Leuven een steile opmars: via een opblaasbare ballon en stent de klonter in de slagader verwijderen. De medicatie had namelijk ook mogelijke bijwerkingen bij kwetsbare patiënten, zoals bloedingen op andere plaatsen in het lichaam. Een stent is op dat vlak veiliger en werd rond het jaar 2000 verder op punt gesteld. Vandaag is het plaatsen van een stent een routineingreep geworden. Professor Janssens: “Wie een stent krijgt op zijn 55e en stipt de voorgeschreven medicatie volgt, hoeft zich nog weinig zorgen te maken. Bovendien is de ingreep letterlijk gedemocratiseerd: er is in principe geen enkele regio in Vlaanderen waar je niet binnen het uur geholpen kunt worden.”

Nieuw publiek

De laatste jaren stonden in het teken van verdere technologische vernieuwingen, vooral in de vorm van kleine mechanische hartpompjes en ingenieuze kunstkleppen die artsen inbrengen via de lies. Het type patiënten is drastisch veranderd. Waar er vroeger vooral jongere mensen met een eerste infarct werden opgenomen, zien we op de CIZ-afdeling vandaag veel oudere personen met een tweede of derde infarct en met heel wat andere ernstige gezondheidsproblemen. Ze hebben bijvoorbeeld ook ernstige nier- en longproblemen of hebben een nierdialyse of kunstmatige beademing nodig.

Professor Janssens: “Voor hen is een bijkomende, invasieve chirurgische ingreep aan kransslagaders of hartkleppen vaak te belastend. Gelukkig kunnen zij tegenwoordig beter geholpen worden met speciaal ontwikkelde kunstkleppen of met mechanische hartpompen die het hart tijdelijk ondersteunen. Ook in die snel evoluerende technologie van minihartpompjes speelt UZ Leuven een pioniersrol dankzij het baanbrekende onderzoekswerk van de dienst cardiale heelkunde. Onze expertise in stollingsonderzoek komt daarbij opnieuw uitstekend van pas. Om dergelijke spitstechnologie veilig en efficiënt te kunnen toepassen, is een doorgedreven kennis van het delicate evenwicht tussen stolling en antistolling van levensbelang.”

Snellere reanimatie

Wat wordt de volgende grote doorbraak om de overleving na een hartinfarct verder te verbeteren? Voor professor Janssens moeten we daarvoor één ding realiseren: de kennis van reanimatietechnieken en eerste interventies beter en op grote schaal toepassen. “Elk jaar krijgen we in onze CIZ een honderdtal patiënten die een hartinfarct thuis of op straat kregen en bij wie de eerste interventie niet snel of efficiënt gebeurde. Dan staan wij met al onze expertise en technologie machteloos. Een op de twee blijft in coma of heeft een heel slechte levenskwaliteit. Hun hart kunnen we redden, maar ze ontwaken niet of onvoldoende uit hun coma.” 

“Het is dus van levensbelang dat we brede informatiecampagnes opzetten voor het grote publiek en zorgpaden uitstippelen voor patiënten met een acuut hartinfarct. We weten wat we moeten doen, maar het moet snel gaan. Niet alleen medewerkers van UZ Leuven moeten kunnen reanimeren, maar ook in scholen en bedrijven zou dat basiskennis moeten zijn. Die eerste minuten kunnen het verschil maken tussen al dan niet kwaliteitsvol verder leven.”

 

Meer info: cardiologie@uzleuven.be

Laatste aanpassing: 16 februari 2021