Bij diepe hersenstimulatie wordt een elektrische draad (elektrode) zeer precies tot in bepaalde hersengebieden geplaatst om de hersencellen elektrisch te stimuleren. De elektrodes worden verbonden met een onderhuidse stimulator.

Door de hersencellen elektrisch te stimuleren kan men bepaalde motorische symptomen van de ziekte van Parkinson verbeteren.

De ziekte van Parkinson is een neurodegeneratieve ziekte waarbij o.a. dopamine-producerende zenuwcellen in de hersenen langzaam afsterven. De kans op de ziekte van Parkinson neemt toe met veroudering, maar de ziekte treft ook jonge mensen, soms zelfs onder de leeftijd van 40 jaar. Veelvoorkomende symptomen zijn trage bewegingen, spierstijfheid, beven, spraakproblemen en geheugenproblemen.

 

Wanneer en bij wie?

In de eerste plaats worden parkinsonklachten behandeld met het medicijn levodopa. Na verloop van tijd neemt de werkingsduur van levodopa bij veel patiënten echter af en wordt het effect minder voorspelbaar. Als levodopa uitgewerkt is, keren de motorische symptomen van de ziekte van Parkinson terug. Dat kan zich uiten in een abnormale houding van de armen, benen of nek of in onvrijwillige bewegingen van de nek, romp, armen, benen en het gelaat.

De patiënten die het meeste voordeel halen uit diepe hersenstimulatie beantwoorden aan de volgende criteria:

  • U bent jonger dan 70 jaar.
  • U heeft een groot deel van de dag last van parkinsonsymptomen.
  • Uw symptomen zijn zeer levodopa-responsief: er is een groot verschil tussen uw symptomen met en zonder medicatie.
  • Uw geheugen en denkvermogen zijn goed bewaard.
  • U heeft geen actieve psychiatrische problemen.

 

Voordelen

Effect op korte termijn

Het is erg belangrijk om realistische verwachtingen te hebben over diepe hersenstimulatie.

Diepe hersenstimulatie kan NIET:

  • de ziekte van Parkinson genezen;
  • het natuurlijke verloop van de ziekte van Parkinson afremmen;
  • de meerderheid van de niet-motorische symptomen, zoals constipatie, slaapproblemen en cognitieve problemen, verbeteren.

Diepe hersenstimulatie kan WEL:

  • een deel van de motorische symptomen verbeteren, en ook – in beperkte mate – enkele niet-motorische symptomen zoals vermoeidheid;
  • het schommelen van de motorische toestand onderdrukken.

Effecten op lange termijn

Door de natuurlijke verergering van de ziekte van Parkinson worden de motorische symptomen in de loop van de jaren gewoonlijk opnieuw moeilijker te controleren, zelfs met optimale stimulatie-instellingen en een optimaal medicatieschema.

Desondanks blijft er een belangrijk verschil bestaan tussen uw motorische toestand met diepe hersenstimulatie in vergelijking met uw motorische toestand zonder diepe hersenstimulatie. Diepe hersenstimulatie blijft dus op lange termijn even goed werken als in het begin, maar de ziekte en dus ook de motorische symptomen worden langzaam opnieuw erger.

Verloop van de operatie

Alle informatie over de operatie zelf vindt u hier.

Ook de brochure onderaan deze pagina legt de operatie in detail uit.

 

Opstarten en aanpassen van de stimulatie

Afhankelijk van de voorkeur van de neurochirurg wordt de stimulatie ofwel onmiddellijk opgestart, ofwel pas na 4 tot 6 weken.

  • Als de stimulatie onmiddellijk wordt opgestart, verblijft u gewoonlijk 7 tot 10 dagen na de operatie in het ziekenhuis om uw stimulatie-instellingen en uw medicatieschema zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Dat doen we via dagelijkse kleine aanpassingen.
  • Als de stimulatie pas na 4 tot 6 weken opgestart wordt, verblijft u gewoonlijk 2 tot 3 dagen in het ziekenhuis na de operatie. Er wordt een datum vastgelegd voor een tweede korte hospitalisatie van 4 tot 6 dagen. Tijdens die tweede hospitalisatie wordt de medicatie afgebouwd en bepaalt men hoeveel stroom nodig is om de motorische symptomen te verbeteren en hoeveel stroom nodig is om een neveneffect uit te lokken. Op basis van deze test wordt de stimulatie opgestart en wordt de medicatie herstart aan een lagere dosis. In de dagen daarna doen we dagelijks nog enkele kleinere aanpassingen aan uw stimulatie-instellingen en/of medicatieschema.

 

Neveneffecten van de stimulatie

Tijdens de stimulatietest, na het opstarten van de stimulatie of na het wijzigen van de stimulatie-instellingen zien we soms neveneffecten van de stimulatie.

Enkele voorbeelden van mogelijke neveneffecten van stimulatie in de subthalamische nucleus:

  • Spraakproblemen: zachter spreken, onduidelijke spraak, stotteren
  • Dyskinesieën
  • Spiertrekkingen
  • Dubbel zien
  • Misselijkheid, zweten, warmte-opwellingen
  • Moeite hebben om op woorden te komen
  • Gewichtstoename, typisch 3 tot 10 kg, en gewoonlijk enkel in het eerste jaar na de operatie
  • Impulsief gedrag
  • Depressieve stemming, minder betrokkenheid of energie (vaak door het afbouwen van de medicatie)
  • Karakterveranderingen
  • Ogen bij momenten moeilijk open krijgen in wakkere toestand

Enkele voorbeelden van mogelijke neveneffecten van stimulatie in de globus pallidus internus:

  • Spraakproblemen: onduidelijke spraak
  • Spiertrekkingen
  • Lichtflitsen zien

Door het aanpassen van de stimulatie-instellingen verdwijnen deze neveneffecten gewoonlijk weer. Het is erg belangrijk dat u ons op de hoogte brengt van neveneffecten die niet uitwendig zichtbaar zijn, zoals gedragsveranderingen of een depressieve stemming.

 

Medicatie tegen de ziekte van Parkinson

Meestal kan bij diepe hersenstimulatie in de subthalamische kern in de eerste dagen en weken na het opstarten van de stimulatie de parkinsonmedicatie verminderd worden tot ongeveer de helft. Na diepe hersenstimulatie in de globus pallidus internus wordt gewoonlijk niets aan het medicatieschema veranderd.

Het uiteindelijke doel van de operatie is om uw levenskwaliteit te verbeteren. Of u daarvoor na de operatie veel of weinig parkinsonmedicatie nodig hebt, is eigenlijk niet zo belangrijk, zolang uw levenskwaliteit er maar mee verbetert.

Laatste aanpassing: 23 april 2024