ALS is een neurodegeneratieve ziekte: de zenuwcellen die de spieren aansturen, takelen veel te snel af. Patiënten verliezen kracht, raken verlamd en overlijden uiteindelijk omdat levensnoodzakelijke functies zoals ademen en slikken wegvallen.
Wetenschappers tastten tot nu toe in het duister in hun zoektocht naar mogelijke oorzaken en geneesmiddelen. Maar daarlijkt stilaan verandering in te komen.
Gentherapie
“Er beweegt veel in het onderzoek naar ALS”, zegt prof. dr. Philip Van Damme, neuroloog en ALS-specialist. “Voor patiënten blijft het een vreselijke diagnose: de helft van de mensen overlijdt binnen de drie jaar. Maar voor het eerst sinds de jaren negentig is er een voorzichtige vooruitgang.
De multidisciplinaire zorg, met bijvoorbeeld niet-invasieve beademing, is erop vooruitgegaan. Die verlengt het leven van patiënten met enkele maanden. Ook de ontdekking van nieuwe genetische oorzaken is in zicht, dankzij de ontwikkeling van de genetische technologie en internationale samenwerkingen. Maar er is vooral
een nieuw geneesmiddel waar we veel van verwachten.”
Het nieuwe, veelbelovende geneesmiddel wordt gebruikt voor patiënten met een SOD1-genmutatie. Die veroorzaakt de vorm van ALS die als eerste werd ontdekt.
Het gen doet toxische eiwitten vrijkomen, die leiden tot zenuwafbraak. De SOD1-patiënten worden behandeld met een nieuw soort gentherapie: antisense oligonucleotiden of ASO’s. Kleine stukjes DNA worden in het ruggenvocht ingespoten, binden zich aan boodschappermoleculen van het gen en zorgen ervoor dat het geen toxische eiwitten meer produceert.
Voorzichtig optimistisch
De studie met de gentherapie zit nog maar in de eerste fase, maar onderzoekers zijn voorzichtig optimistisch. Professor Van Damme: “De eerste resultaten suggereren
dat het middel de ziekte zou kunnen afremmen. In een internationale studie waaraan UZ Leuven deelnam, werd het uitgetest bij patiënten bij wie we normaal een sterke aftakeling zien binnen een periode van vijf maanden. In de groep die met het middel behandeld werd, leek de ziekte binnen die periode niet verder gevorderd te zijn, terwijl er in de controlegroep een sterke achteruitgang was. We hopen dus dat het middel de ziekte sterk kan afremmen en in het beste geval zelfs kan stoppen of omkeren.”
Of dat echt het geval zal zijn, is voorlopig nog afwachten. “Het zal nog een drietal jaar duren voor we het geneesmiddel echt kunnen introduceren, áls de resultaten
positief blijven.” Iets wat de introductie van het geneesmiddel zou kunnen versnellen, is het onderzoek naar biomerkers voor ALS. “We hebben vastgesteld dat we in het bloed eiwitten – neurofilamenten – kunnen detecteren die vrijkomen wanneer zenuwcellen afsterven. Aan de hand daarvan zouden we veel sneller kunnen meten of een bepaalde behandeling werkt.”
Twee procent
Een kanttekening: de patiënten met een SOD1-mutatie vertegenwoordigen slechts twee procent van alle ALS-patiënten. Dat illustreert meteen een van de grootste
uitdagingen voor het ALS-onderzoek: de ziekte is zo divers, dat onderzoekers zich afvragen of alle patiënten met symptomen van ALS wel aan dezelfde ziekte lijden.
“De snelheid waarmee de ziekte vordert, varieert van enkele maanden tot wel twintig jaar. Ook de oorzaken zijn sterk uiteenlopend en nog lang niet allemaal bekend. En
om nieuwe behandelingen te ontwikkelen, moeten we natuurlijk eerst weten welke oorzaak we moeten aanpakken.”
Omgevingsfactoren zouden een rol spelen in het ontstaan van de ziekte, maar tot nu toe is er nog geen duidelijke schuldige gevonden. Erfelijke oorzaken liggen meer voor de hand. “We schatten dat zo’n 60 procent van de gevallen in meer of mindere mate genetisch te verklaren is.
Maar slechts bij 10 procent van alle patiënten is er duidelijk één gen als oorzaak aan te wijzen”, licht professor Van Damme toe.
Moeilijk, niet onmogelijk
In België worden jaarlijks ongeveer 200 nieuwe diagnoses van ALS gesteld. In totaal zijn er ongeveer 1.000 Belgische ALS-patiënten. ALS is daarmee nog altijd een zeldzame ziekte, maar toch is de kans om de ziekte ooit te krijgen met 1 op 350 niet zo klein. De zoektocht naar nieuwe oorzaken en behandelingen blijft dus een
topprioriteit. Professor Van Damme toont zich alvast strijdlustig: “De weg naar een doeltreffende behandeling is moeilijk, maar niet onmogelijk.”