Eerste hulp bij levensvragen

6 oktober 2020
In totaal zijn ze met elf, het pastorale team in het ziekenhuis. De reporter van het UZ-magazine ging met twee van hen enkele dagen op stap.

Elisabeth is 27, Lucas is 64 en is bijna aan zijn pensioen toe. Elisabeth heeft theologie gestudeerd, Lucas is de enige priester van het team. Ze bestrijken elk enkele afdelingen: Elisabeth vind ik op de afdeling longziekten, met Lucas wandel ik door de palliatieve eenheid. Elisabeth is ook nog pastor voor bijvoorbeeld spoed en het bevallingskwartier, Lucas voor oncologie en psychiatrie. Elisabeth is getrouwd, heeft een In totaal zijn ze met elf, het pastorale team in het ziekenhuis. Onze reporter ging met twee van hen enkele dagen op stap.  dochter en een kindje zichtbaar op komst. Lucas is norbertijn van de abdij van Tongerlo en woont in een flat vanwaaruit hij campus Gasthuisberg kan zien. Elisabeth praat gedreven, vanuit een diepe overtuiging. Lucas werkt hier al 27 jaar, praat wat bedaarder, met pretlichtjes in de ogen. Ze werken beiden vanuit hun geloof, maar ze willen geen zieltjeswinners genoemd worden. In de kapel van het ziekenhuis flakkeren wel dag en nacht kaarsjes, maar het aanbod van de pastors is veel breder dan de kapel alleen.

Lucas: “In het begin waren we met zes priesters, de aalmoezeniers. We werden vooral opgeroepen bij de naderende dood van patiënten, voor de ziekenzalving bijvoorbeeld. Ik herinner me een chirurg die me lang geleden sommeerde naar de operatiezaal te komen voor een patiënt met wie het niet goed ging en het bevel gaf: ‘Iedereen achteruit! Aalmoezenier, zégenen! Nu!’ Die tijd is nu wel voorbij (lacht). De vroegere aalmoezenier was een solospeler. Nu worden we als pastor mee betrokken in de zorg. We hebben daarvoor een gedegen opleiding gekregen en omdat elke pastor maar enkele eenheden bezoekt, zijn we beter geïntegreerd. We steken daardoor ook medische kennis op: dat is vaak nodig om zieke mensen beter te begrijpen. Als een patiënt bijvoorbeeld klaagt over angst, weet je dat het een gevolg kan zijn van ademnood.” “Ik ben geen missionaris en ik heb nog nooit de neiging gevoeld hier het geloof te verkondigen. Maar de grens is smal: als patiënten een ziekenzalving vragen, doe ik die natuurlijk in mijn functie als priester. Dat ik een religieuze achtergrond heb, zorgt zelden voor tegenstand. Er zijn mensen die atheïst zijn, maar het toch interessant vinden om te praten. Je hebt mensen die zeggen dat ze wel een babbel willen, maar dat ik niet over het geloof moet beginnen. En sommigen hebben een afkeer gekregen van alles wat met de Kerk te maken heeft en houden de deur dicht. Een gevolg van de recente schandalen, vermoed ik.”

Zijn jullie vooral een luisterend oor?

Elisabeth: “We zijn ook een luisterend oor, maar door onze opleiding vertrekken we vanuit een professioneel kader. Ik probeer in een gesprek de mensen zelf te laten uitzoeken wat ze belangrijk vinden in hun levensverhaal, wat de goede en de slechte momenten waren. En dan probeer ik te achterhalen hoe ze die slechte momenten te boven zijn gekomen. Wat heeft hun die kracht gegeven? Kan die kracht nu ook helpen? Sommige patiënten vragen naar ons omdat ze behoefte hebben om hun verblijf in het ziekenhuis te kaderen en omdat ze een klankbord zoeken voor hun zingevingsvragen. Het hoeft daarom niet over geloof te gaan, al beginnen mensen daar soms zelf over.”

Is eenzaamheid alom aanwezig in dit gigantische ziekenhuis?

Elisabeth: “Ja, je staat soms wel te kijken. Er was onlangs een vrouw van wie ik dacht dat ze goed omkaderd was. Ze maakte deel uit van een vereniging en had daar veel vriendinnen met wie ze kon praten. Toen ze afhankelijk werd van een draagbaar zuurstoftoestel, bracht ze dat ook mee naar de bijeenkomsten, tot men haar liet voelen dat ze niet meer welkom was omdat het toestelletje te veel lawaai maakte. Hoe hard kunnen mensen zijn? Ze was echt aan het vereenzamen. Het deed haar deugd om dat verdriet te kunnen delen. En we hebben samen gezocht hoe ze opnieuw op zoek kon gaan naar contact met andere mensen.” Lucas: “Ziek zijn op zich is al een eenzaam gebeuren: je wordt uit je omgeving gerukt, niets is meer als vroeger en soms word je door familie opzijgeschoven. Mensen zijn soms eenzaam omdat hun omgeving niet luistert. “Maar moeder toch! Je moet eten!” Terwijl moeder eigenlijk te ziek is om te eten. De familie bedoelt het vaak goed: ze zijn bezorgd en zien hun moeder graag, waardoor het hun verdriet doet als ze zien dat moeder niet eet. Ze vinden het moeilijk om dat ziek-zijn een plaats te geven of ze willen de ernst van de zaak verbloemen. Moeder is dan blij als er iemand voorbijkomt die wél weet waarom ze niet eet.

Hoe staan jullie als pastorale dienst tegenover euthanasie?

Lucas: “Lijden hoort bij het leven, maar soms komt er een moment waarop het lijden niet meer te dragen is. Vooral op de palliatieve afdeling worden we er regelmatig mee geconfronteerd. Het verschil met vroeger is dat euthanasie een plaats heeft gekregen, omdat er nu een wettelijke regeling is. De criteria om euthanasie te kunnen uitvoeren, zijn vrij strikt. Er zijn mensen die vinden dat pastors daar niets mee te maken hebben, anderen vragen ons dan weer om hen te helpen om een moeilijke beslissing te nemen. Gelovige mensen hebben soms een probleem met het geloof en vragen hulp: handel ik daarmee niet tegen mijn geloof? Als ze mij erbij vragen, is het wat mij betreft een persoonlijk gesprek, tussen de patiënt en mezelf. Ik luister, maar oefen absoluut geen druk uit in de ene of andere richting. Het is ook een familiaal gebeuren, dus wil ik er graag de familie bij betrekken. Maar ik ben het eens met de wet die zegt dat de patiënt zelf moet kunnen beschikken over zijn eigen leven.

 

Er bestaat een liefde die alles overwint.

Is er in al die jaren een gesprek dat je zal bijblijven?

Lucas: “Ja, het verhaal van een student die zich van het leven beneemt en een brief achterlaat met een Engels gedicht. Daaruit valt op te maken dat de reden van zijn daad te zoeken is in zijn geaardheid. De ouders, die voor een raadsel staan, komen me opzoeken. We lezen samen de brief en ik leg hun uit wat ik eruit afleid. Ik zie hen nog zitten in dat kamertje van de spoedgevallendienst, verbijsterd en onbegrijpend. Ik zie hen nog helemaal ontredderd weggaan: het was iets waar ze totaal niet aan gedacht hadden. Zelden heb ik me zo machteloos gevoeld.”

Jullie hechten veel belang aan rituelen.

Elisabeth: “Ja, een ritueel kan ruimte scheppen om emoties te kanaliseren en om dingen onder woorden te brengen. Sommigen vragen een katholieke ziekenzegen en willen God ter sprake brengen, anderen willen een ander afscheidsritueel. Ik werd eens opgeroepen voor zo’n ritueel. De familie had laten weten dat ze zeker geen katholieke gebeden wilde. Ik spreek in zo’n geval vaak over verbondenheid. Dat we aan de stervende duidelijk willen maken dat de liefde sterk is en de dood overleeft. En dat hij in iets, in herinneringen of wat dan ook, zal blijven verder leven. De mensen hebben behoefte om met de hele familie samen te zijn en iets te doen of te zeggen. In dit geval was het afscheidsritueel heel welkom, omdat de patiënt echt aan het vechten was tegen de dood. Het was een opluchting om te zien dat zowel de patiënt als de familie rust vond tijdens het ritueel.”

Lucas: “Bij een overledene stellen we de familie vaak voor, als ze rond een sterfbed staan, om samen hun handen te leggen op degene van wie ze afscheid moeten nemen. De hand dient dan als symbool van het zorgende of het beschermende. We willen daarmee zeggen: ‘We weten wat je als vader voor ons gedaan hebt en nu is het onze taak om met onze handen duidelijk te maken hoe dankbaar we zijn.’ Familieleden durven vaak een gestorven persoon niet meer aan te raken, uit een soort gêne. Maar met zo’n ritueel zie je hoe dat kan kantelen. Dan komt die jongen die in de hoek zit, op het eerste gezicht emotieloos, tokkelend op zijn smartphone, toch meedoen. En raakt hij zijn oma aan, zijn oma die hij zo graag gezien heeft. Als ze het samen doen en als er iets moois gezegd wordt, komen de tranen. Dat zijn verlossende momenten.”

Krijgen jullie weleens te maken met mensen die zich afvragen waarom de goede God, over wie men het zo vaak heeft, toelaat dat ze pijn hebben en afzien?

Lucas: “Ja, mensen verliezen soms hun geloof: ‘Ik moet die God niet langer.’ We hebben het zelf niet zo vaak over de goede God, we zullen eerder meegaan in het verdriet en in het onbegrip, ook in een kerkdienst. Ik geloof zelf niet in een almachtige God die beslist over goed en kwaad, over leven en dood. Mijn God heeft de mens geschapen en laat hem verder los in alle vrijheid.” Elisabeth: “De goede God die over alles beslist, is het godsbeeld van sommige mensen, maar niet het mijne. Mijn God is een machteloze God, zoals je hem in de Bijbel terugvindt. Hij heeft ook het lijden van zijn eigen zoon niet kunnen voorkomen. Ik geloof eerder dat ziek zijn en sterven een soort lot is, waarbij God mensen wel kan helpen om het te doorstaan en hoop geeft op een leven na de dood, of wat dat ook mag zijn. En dat er een liefde bestaat die alles overwint. Maar het is niet aan mij om mensen een ander godsbeeld op te leggen.”

 

Mijn werk heeft me verzoend met de dood.

Je bent 27: gebeurt het dat mensen schrikken omdat je nog zo jong bent?

Elisabeth: “Daar was ik in het begin bang voor, ja. Maar ik heb ondervonden dat het meestal geen bezwaar is. Ik word op al mijn afdelingen geaccepteerd door de zorgverleners, dat is niet onbelangrijk. Ik zie het ook als een voordeel dat ik een vrouw en een moeder ben. Bijvoorbeeld als er sprake is van incest, of bij een vrouw die haar baarmoeder moest laten wegnemen. Dan praat je als vrouw vanuit een andere hoek. Ik ben nu zwanger en ik merk dat het iets oproept bij mensen. Het kan helpen om een gesprek op gang te laten komen.”

Bemiddelen jullie weleens tussen artsen en patiënten?

Elisabeth: “Dat gebeurt. Bijvoorbeeld wanneer artsen slecht nieuws brengen. Voor de patiënt is dat soms een donderslag bij heldere hemel. Hij hoort niet meer wat de arts nog allemaal gezegd heeft en denkt achteraf dat hem of haar informatie onthouden wordt. Dan signaleer ik dat aan de arts. En als ik vind dat er echt iets misgelopen is, durf ik dat wel te melden bij de assistent of de arts. Dat wordt meestal aanvaard: ze kennen mij hier (lacht).” 

Nemen jullie de problemen mee naar huis?

Elisabeth: “Ik blijf wel nadenken over wat ik die dag heb meegemaakt, maar ik heb er geen probleem mee. Ik heb een goed huwelijk en ben blij met mijn leven thuis. Het zou anders zijn mocht ons kind bijvoorbeeld ernstig ziek zijn: dan komt de ellende opeens veel dichter en kruipt zoiets meer onder je huid. Nu geniet ik des te meer van thuis, omdat ik in het ziekenhuis alle dagen zie hoe kwetsbaar het leven kan zijn.”

Lucas: “Op de palliatieve afdeling leren we mensen kennen op een moment dat ze al ziek of zwaar ziek zijn. De dood is dan niet iets waar je mee zit, die ligt in de lijn van de verwachtingen. Mijn werk heeft me verzoend met de dood. Ik heb het wel moeilijk met de onmacht die ik voel bij dingen die ik niet kan oplossen. Soms krijg je te maken met een familievete: moeder is ernstig ziek, maar de dochter weigert te komen. Een man praat al jaren niet meer met zijn broer omwille van een erfeniskwestie. ‘Die komt hier niet binnen’, hoor ik dan. Soms kunnen we bemiddelen in overleg met de sociaal werker, soms verhardt de relatie alleen maar en ga ik naar huis met een leeg gevoel, een rugzak vol machteloosheid. Ik moet dat op de een of andere manier kunnen teruggeven. Ik schrijf het dan van me af, of probeer wat te bidden, in alle stilte.”

 

Tekst: Jan Van Rompaey

Gerelateerd

Laatste aanpassing: 16 maart 2023