Als ik over mijn job mag vertellen, ben ik altijd blij”, zegt Anne Donné aan het begin van het interview. Dat mag inderdaad blijken uit de bevlogenheid van haar relaas. “Als het kinderen betreft, zijn de waaromvragen, de emoties en de ervaringen van zinverlies veel intenser dan elders, zowel in de gesprekken met de kinderen als met de ouders. Je merkt nog meer de kwetsbaarheid van het leven. Dat je moet spreken over het levenseinde of over een operatie die 50 procent kans op slagen heeft, is in die context veel moeilijker te vatten”, geeft de jonge pastor aan. “Het is goed dat we met drie zijn in het kinderziekenhuis. Daardoor kunnen we met elkaar overleggen en zo nodig ook bij elkaar emoties ventileren. Bovendien komen we elk ook nog op een volwassenenafdeling. Dat helpt om alles in balans te houden.”
Veel werk
In oktober heeft Gasthuisberg alle pediatrische patiënten, van pasgeborenen tot en met adolescenten, in een gloednieuw, apart gebouw ondergebracht. Voorheen zagen de pastores alleen de jongste kinderen onder de drie jaar en de kinderen op intensieve zorgen. Nu staan ze mee in voor het hele kinderziekenhuis en kregen ze er plotsklaps veel werk bij. “Dat ging veel sneller dan we zelf hadden verwacht. Op de afdeling zuigelingen waren ze al goed vertrouwd met ons en ons werk. Daar wisten ze al dat we er niet alleen zijn voor de gelovige patiënten en er niet pas bij geroepen moeten worden als de toestand kritiek wordt. Doordat die verpleegkundigen verspreid werden over de verschillende afdelingen in het nieuwe ziekenhuis, ontstond er al snel grote openheid en ruimte om onze werking uit te bouwen.”
Laagdrempelig
Het ziekenhuis investeerde voorheen al fors in de aanwezigheid van psychologen op de afdeling neonatologie. Omdat het werkterrein van psychologen en pastores nauw verwant is, werd de voorbije maanden in vormingsmomenten voor hoofdverpleegkundigen en psychologen de verhouding tussen de beide disciplines uitgeklaard. Donné vat samen: “Allebei vertrekken we vanuit het verhaal van de patiënt en benaderen we de mens als een geheel van lichaam, geest, ziel en relaties. We werken allebei op het snijvlak van psychologie en zingeving. We zijn vertrouwd met de beide kaders maar onze expertise is anders. Bij psychologen is zingeving secundair, bij ons is psychologie secundair”. Psycholoog en pastor luisteren daardoor met een ander oor naar hetzelfde verhaal. “Als pastor hebben we geen vooropgesteld therapeutisch doel en dat maakt de toegang laagdrempelig. Wij komen met de boodschap: ‘Hier ben ik, ik heb tijd om te luisteren’. We zijn er gewoon en bieden de gelegenheid om te spreken over wat iemand ten diepste bezighoudt. Vertrekken vanuit datgene waar de mensen dan zelf mee komen, is de essentie van ons werk. Wij bepalen niet de agenda. Dat verschil merken de ouders vanzelf."
Klankbord
Donné hoort regelmatig van ouders dat ze dankbaar zijn voor de mogelijkheid tot een gesprek met een pastor. “We helpen hen taal te vinden voor wat ze voelen en beleven. Mensen kunnen het moeilijk hebben met de situatie, een diagnose kan zwaar vallen of het lange wachten is lastig om dragen. Ze ervaren onmacht of twijfelen aan zichzelf als ouder of partner. Maar er zijn ook de sprankels die hun kracht geven. En als eindelijk een duidelijke diagnose kon worden gesteld, kunnen ook dankbaarheid en vertrouwen komen bovendrijven. In al die gevallen zijn wij voor hen een klankbord.”
Mensen blijken het gemakkelijker te vinden in alle vrijheid te spreken als dat niet met een familielid of een medisch zorgverlener is. “In moeilijke omstandigheden wil men vaak zeker ook de eigen partner sparen”, kan Donné getuigen. “In de begeleiding van een koppel bouw ik dan momenten in waarop ik de partners apart zie.” De pastor fungeert zo als een echte vertrouwenspersoon. Het feit dat de drie collega’s binnen het kinderziekenhuis bovendien dienstoverschrijdend werken – ze begeleiden hun patiënten doorheen al de verschillende afdelingen, pathologieën en opnames – draagt daar nog toe bij. “Het kan gebeuren dat een ouder na het overlijden van een kind nog heel wat vragen heeft en contact opneemt met de pastor om zo de brug te slaan naar het medische team”, legt ze uit.
Elk kind anders
In de praktijk gebeuren de gesprekken vooral met de ouders. “Het merendeel van de kinderen die ik zie, is te jong of te ziek of heeft te veel pijn om echt een gesprek te kunnen aangaan. Wanneer het wel kan, werken we vooral vanuit beelden en concrete dingen. Dat is hun taal. We gebruiken onze kaarten met foto’s erop of beginnen een gesprek over een knuffel, een kaart, een tekening die in hun kamer staat of hangt. Dat is bij elk kind anders. Degenen die wel goed kunnen communiceren, kunnen me versteld doen staan over hoe volwassen ze zijn. Ze beseffen ten volle waar ze aan toe zijn en kunnen dat goed aangeven. ‘Mijn lichaam wil niet wat ik wil’, zegt zo’n dertienjarige dan bijvoorbeeld.” Het frappeert Donné dat kinderen op de afdeling oncologie doorgaans een verrassend goed inzicht hebben in hun ziektebeeld. “Ze weten waar ze aan toe zijn en zoeken eigen manieren om daarmee om te gaan. Daarin ondersteunen we hen.”