Statuut ASO

Het sui generis statuut van de arts-specialist in opleiding is een uniek statuut. De ASO's zijn de enige beroepsgroep met dergelijk statuut. Het omvat geen werkloosheidsuitkering, pensioenopbouw of andere sociale voordelen. Lees hier meer!

Statuut Sui Generis voor de ASO

Wij hebben elk een individuele overeenkomst met onze stagemeester en het ziekenhuis. Deze overeenkomst is geen 'arbeidscontract' in de enge zin van het woord. Het is wel ‘enig in zijn soort’ oftewel specifiek voor de ASO.
Omwille van dit speciale statuut zijn de bijdragen voor de sociale zekerheid (RSZ) lager voor de werkgever en werknemer wat het een 'goedkoper statuut' maakt voor de werkgevers met ook minder sociale rechten. Daarom zijn we ook geen 'bediende' maar 'sui generis' (een mini-statuut).

Doordat we verminderde RSZ-bijdragen betalen hebben we minder sociale rechten zoals:

  • Pensioen
    Er is momenteel geen wettelijk pensioenopbouw (1e pijler) voor assistenten. Er wordt wel een RIZIV-premie (6.351,21 in 2021) toegekend aan artsen in opleiding. Via deze RIZIV-premie kan een 2e pensioenpijler gefinancierd worden via een contract dat u zelf afsluit met uw verzekeraar.
  • Werkloosheid
    Er is voor artsen in opleiding geen wettelijke werkloosheidsbeschemring voorzien. Valt u dus zonder werk na het afstuderen hebt u geen recht op een wettelijke tussenkomst gezien u geen gewerkte jaren hebt opgebouwd als ASO.
  • Vakantiegeld, sociaal verlof, tijdelijke werkloosheid...

Sinds 2021 is er voor het eerst een collectieve overeenkomst (wettelijk kader) voor de arbeidsomstandigheden van artsen in opleiding afgesproken op aandringen van de Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (VASO).
Hierin zijn een aantal sociale rechten opgenomen zoals:

  • Palliatief verlof 
  • Verlof voor klein verlet (huwelijk, overlijden, communie...)
  • Geboorteverlof ("vaderschapsverlof"), adoptieverlof 
  • Volledige moederschapsbescherming 
  • Minimum wachtvergoeding en aantal vakantiedagen
  • Een minimumloon

Lees alles over deze overeenkomst na op de website van VASO.

Meer informatie over het statuut en andere aspecten van het ASO-contract vind je ook op deze specifieke website van de overheid.

Tot in 2018 kregen universitaire ziekenhuizen een budget voor de opleiding van de ASO via het budget financiële middelen (B7). Niet-universitaire stageplaatsen kregen geen financiering vanuit de overheid. De ASO voert echter medische prestaties uit onder toezicht van de stagemeester en zorgt zo ook voor inkomsten. Sinds 2018 werd voorzien in een budget per assistent per stagemeester per maand van ongeveer 720 euro, zowel voor een universitaire stagemeester als niet-universitaire stagemeester.  Deze 8500 euro per jaar per assistent dient voor een kwalitatieve opleiding die door de stagemeester voorzien moet worden.

Daarnaast krijgen ook de ziekenhuizen een bedrag om het "nieuwe ASO-contract" dat sinds 2021 in voege is te te betalen. Dit bedrag wordt verdeeld tussen de ziekenhuizen op basis van het aantal assistenten en bedraagt 10 miljoen euro per jaar in totaal.

Er is geen scheiding van werkgever en opleider.

  • Bij problemen over de arbeidsduur, die wettelijk bepaald is op 48h (of mits ‘opting out’ tot maximum 60 uur), kan deze ‘dubbele rol’ een drempel vormen voor een oplossing
  • Gezien het opleiden niet verloond wordt, primeert ‘presteren’ vaak boven opleiden
  • Het is moeilijk om opleidingscriteria af te dwingen van stagemeesters die zonder specifieke vergoeding meewerken aan de opleiding van ASO’s.

Vele ASO’s hebben telkens een individueel contract per stageperiode en per ziekenhuis

  • Korte periodes van opleiding op andere diensten, en zeker in andere ziekenhuizen, zijn contractueel niet eenvoudig
  • Stages in het buitenland zijn moeilijk, gezien er geen budget is voor ASO’s die in het buitenland functioneren; zoals boven reeds vermeld, wordt het loon van onze ASO’s in België immers gecompenseerd doordat ze prestaties leveren op naam van de stagemeester. In andere landen bestaan andere systemen (bvb. Nederland: het capitatie-systeem) die een budget per ASO vereisen, los van enige prestatie. In 2018 studeert er een dubbele cohorte artsen af (afkomstig van de verkorting van de opleiding van 7 naar 6 jaren). Dit dubbel aantal kandidaten voor stageplaatsen zal maar kunnen opgevangen worden mits een maximale flexibiliteit (stages in het buitenland, wetenschappelijke trajecten met verlengde opleidingsduur, stageplaatsen zowel in universitaire als nietuniversitaire centra). Met het huidige statuut en het huidige financieringsmodel is deze flexibiliteit moeilijk tot onmogelijk.

Het financieringsmodel is vooral gebaseerd op presteren

  • Het huidige financieringsmodel houdt het oude ‘leren door osmose’ in stand: ASO’s moeten maar leren door veel te zien en veel te doen, jammer genoeg door de werkdruk vaak los van enige feedback over de kwaliteit van hun activiteiten. Dit staat haaks op de verwachting van de ASO’s om te leren via actieve teaching, zowel voor klinisch-diagnostische competenties als technische competenties
  • Voor heel wat ziekenhuizen zijn ASO’s veel goedkopere werkkrachten dan het andere personeel, waardoor het verschuiven van administratieve en andere niet-medische taken naar de ASO een bron van besparing zou kunnen vormen.

Verhoogde pensioenbijdragen tijdens de opleiding zijn vooral van belang voor alle artsen die na afstuderen in een bediendenstatuut terechtkomen. Voor de collega’s die uiteindelijk kiezen voor een zelfstandigenstatuut, hebben deze jaren minder impact op de uiteindelijke pensioenberekening.

Deze keuzes hebben een financiële impact. Onderstaand berekend voorbeeld is een benadering en de exacte bedragen kunnen per ziekenhuis licht verschillen. Bij overgang van sui generis naar een volledig bediendestatuut verhogen de bijdragen voor de werkgever van 21,08 naar 31,98% en voor de werknemer, de ASO, van 4.70% naar 13,07%. Om te verzekeren dat het netto loon van de ASO ongewijzigd blijft, dient dit te worden gecompenseerd via aanpassing van het bruto-loon.

Dr. X, een alleenstaande ASO zonder kinderen in jaar Y van zijn opleiding in centrum Z, verdient per maand 2800 euro bruto RSZ onderworpen loon.

Huidige situatie

  • Bruto RSZ onderworpen maandloon: € 2800
  • RSZ bijdrage werkgever (patronale lasten): € 590.15
  • RSZ bijdrage werknemer: € 131.6
  • Belastbaar maandloon: € 2668.4
  • Totaal bedrijfsvoorheffing: € 787.37
  • Netto maandloon: € 1850.58 (na afhouding bijzondere bijdrage RSZ)

In geval van een volwaardig bediendenstatuut

  • Bruto RSZ onderworpen maandloon: € 2800
  • RSZ bijdrage werkgever (patronale lasten): € 895.45
  • RSZ bijdrage werknemer: € 365.96
  • Belastbaar maandloon: € 2434.04
  • Totaal bedrijfsvoorheffing: € 677.91
  • Netto maandloon: € 1728.72 (na afhouding bijzondere bijdrage RSZ)

Een mogelijke oplossing is de rol van werkgever te centraliseren in een Vlaamse en een Waals centraal orgaan, geïnspireerd op de vzw Sui bij de huisartsen in opleiding (HAIO) die alle contracten van de HAIO beheert en ook de uitbetaling van de lonen voorziet.

  • Deze centrale structuur kan dan gefinancierd worden door enerzijds bijdragen van het RIZIV en anderzijds door de stagediensten die een ASO wensen op te leiden.
  • De ASO zou dan voor de gehele duur van zijn opleiding een contractuele verbintenis aangaan met dit orgaan. Deze regelt de volledige administratieve afhandeling van sociaal statuut, tewerkstelling op verschillende stageplaatsen, arbeidsduur- en andere geschillen, aansprakelijkheidsverzekering…
  • In deze vzw zouden zowel de universitaire, de niet-universitaire stagediensten en de ASO’s vertegenwoordigd zijn.
  • Dit zou een specifieke vergoeding met zich kunnen meebrengen voor alle stagediensten die aan voorafbepaalde kwalitatieve vereisten voldoen en hierop ook geëvalueerd worden.

Bijlagen

Laatste aanpassing: 5 juni 2023